In weidegebieden en landen waar koeien veel voornamelijk buiten lopen om te weiden en op basis van ruwvoer produceren zien we een ander type koe. Zoals bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland. Hoe fokken ze daar hun ruwvoerkoeien? Op het symposium op 9 februari neemt Peter van Elzakker, manager R&D van CRV in Nieuw-Zeeland ons mee.
De kenmerken van een goede ruwvoerkoe
Bij een goede ruwvoerkoe denken we al snel aan een koe die gemakkelijk veel ruwvoer op kan nemen en dat efficiënt om kan zetten in melk. Peter: “In Nieuw-Zeeland wordt efficiëntie uitgedrukt in solids (gehaltes in de melk) per kg levend gewicht” Er wordt nu nog gerekend met een factor 0,8 wat betekent dat een koe van 500 kg per lactatie 400 kg solids moet produceren. “Gezien de discussie rond methaan en nitraat in Nieuw-Zeeland gaat dat streefgetal omhoog en zal dit boven de 1 uitkomen. En ook de levensduur moet omhoog” aldus Peter. “De discussie zal zijn hoe ver je dit cijfer kunt opvoeren en economisch efficiënt kunt produceren. Met meer bijvoeren kunnen wij vergelijkbare productie met Nederland halen maar kan dat bedrijfseconomisch wel uit?”.
De plaats in het koppel
Een ander belangrijk kenmerk van een goede ruwvoerkoe vinden ze daar de robuustheid, het weerstandsvermogen door een robuuste bouw. Niet te groot of te zwaar maar ook niet te klein. “Te grote koeien hebben eerder problemen met benen of opname van genoeg voer en te kleine koeien kunnen te zwak zijn en niet mee kunnen in de veestapel”. Koeien lopen veelal in grote koppels (gemiddelde in Nieuw-Zeeland is 444 koeien) en dan is de concurrentiepositie van de koe in de veestapel heel belangrijk. Wil de koe het beste gras en genoeg gras krijgen, dan moet ze als eerste in de wei staan en goed kunnen concurreren. “Ze moet een sterk karakter en een sterke drive hebben”. Anderen noemen het wel een fanatiek graasgedrag.
Streven naar “easy care”
Voor maximale levensproductie is probleemloos produceren heel belangrijk in Nieuw-Zeeland. Koeien die problemen hebben met afkalven, mastitis krijgen of een andere ziekte, die lopen productie mis maar betekenen ook meer werk voor de veehouder. In een systeem waar alles is gericht op veestapelmanagement en niet op de individuele koe is “easy care” heel belangrijk. “Dit betekent dat een goede vruchtbaarheid, een laag celgetal en robuustheid belangrijk zijn” aldus Peter. Een minder bekende eigenschap is volgens hem de conditiescore. Koeien die beter hun conditie vasthouden produceren gemakkelijker, worden beter en eerder drachtig en kunnen beter tegen een stootje. Dat is iets waar we in Nederland ook veel aandacht aan besteden maar nog niet in verband brachten met de ruwvoerkoe.
Selectiesysteem en omgevingsinvloeden
Kunnen we met het huidige lineaire systeem daarvoor voldoende uit de voeten? Of moeten we anders naar koeien kijken en selecteren? Het lineaire systeem in de gangbare fokkerij herkent de goede ruwvoerkoe niet zonder meer en dan is het lastig om erop te selecteren. In Nieuw-Zeeland is het systeem anders en ligt de nadruk op andere kenmerken en in sommige gevallen op kenmerken die in Nederland niet gemeten of gebruikt worden. Als wij in Nederland deze verschillen zouden onderkennen en gebruiken bij de selectie dan zouden er meer stieren boven komen drijven die dochters kunnen geven voor systemen waarin gras of ruwvoer de overhand hebben. Die stieren zijn er nu al wel maar worden pas herkend wanneer ze daadwerkelijk in deze systemen worden gebruikt (gebruik in Nieuw Zeeland of Ierland).
Omdat de omgeving mede bepaalt welke koeien het al of niet redden, de natuurlijke selectie, is het van belang dat daar bij de fokkerij rekening mee wordt gehouden. Hoe groter het verschil tussen systemen hoe belangrijker dit is. Je kunt er dan beter op selecteren en fokken.
Gebruik van stieren uit weidelanden
De fokkerij zou zich dus moeten richten op de selectie van stiermoeders en stiervaders waarvan bekend is dat ze de kenmerken hebben die nodig zijn voor succes in systemen waar volop geweid wordt en voornamelijk geproduceerd wordt op ruwvoer. Willen we in Nederland een goede start maken met het fokken van een ruwvoerkoe voor dit systeem, dan kan het zinvol zijn om eens over de grenzen te kijken.
Stel je vragen
Op het symposium neemt fokkerijspecialist Peter van Elzakker ons mee naar Nieuw-Zeeland om te laten zien hoe zij het daar doen en wat wij ervan kunnen leren. Heb je vragen of opmerkingen die je graag voor wilt leggen aan de spreker(s)? Laat ze ons weten via de antwoord box onder het programma op de pagina van het derde symposium.