Soms wordt er vanuit gegaan dat een goede ruwvoerkoe zonder meer alle soorten ruwvoer efficiënt kan verwerken, ongeacht de kwaliteit. Is het echt zo dat het voor een goede ruwvoerkoe niets uitmaakt wat ruwvoer het is?
Genetische aanleg voor voeropname en -verwerking
De voeropname van koeien is gecorreleerd met de productie, maar dat is niet het enige. Ook de voerbenutting wordt bepaald door de genetische aanleg van de koe. De verschillen die een koe uiteindelijk laat zien kunnen betrekking hebben op de opname, het graasgedrag, de verwerking van het ruwvoer en op de benutting van de nutriënten uit het voer. Waar die verschillen in genetische aanleg precies vandaan komen is nog niet even goed bekend. Maar zodra we de verschillen betrouwbaar kunnen meten kunnen we er ook op selecteren voor de fokkerij.
Niet elke koe vreet even snel
Uit onderzoek is gebleken dat sommige koeien minder vaak een hap nemen, er langer op (her)kauwen voordat ze hem inslikken en daardoor een hogere efficiëntie kunnen hebben. Maar ze moeten ook voldoende voer op kunnen en willen nemen. Hoe kun je al die aspecten in de ruwvoerkoe te combineren: veel opnemen (smaak), goed verwerken (kauwen en herkauwen) en goed benutten (penswerking, efficiëntie). En kan de ruwvoerkwaliteit een ruwvoerkoe in de kaart spelen? Als een koe bijvoorbeeld extra lang moet herkauwen om het ruwvoer te verwerken, dan scheelt dat ook weer vreettijd. Maar is dat erg als de efficiëntie dan toeneemt? Hoe vind je de balans?
De invloed van de kwaliteit van het ruwvoer
De beschikbaarheid van de nutriënten uit het voer speelt een grote rol bij de benutting en de efficiëntie. Een slechte verteerbaarheid van een kuil heeft direct gevolgen voor de productie en moet in het rantsoen gecompenseerd worden en dat kost altijd extra geld.
Vezels (NDF in het rantsoen) zijn een onderdeel van de droge stof en als ze niet goed worden benut omdat ze moeilijk verteerbaar zijn, en daardoor de celinhoud moeilijker beschikbaar komt, dan verlagen ze de voerefficiëntie. De vezelkwaliteit, met name de verteerbaarheid, hangt samen met onder meer het soort ruwvoer (genetische eigenschappen).
De verteerbaarheid hangt ook samen met de deeltjesgrootte. Deeltjesgrootte en verteerbaarheid gezamenlijk blijken weer samen te hangen met de voeropname. Deeltjes moeten groot genoeg zijn om herkauwen te stimuleren en om pensverzuring tegen te gaan. Daarnaast is voldoende herkauwtijd belangrijk om de energie uit het ruwvoer vrij te maken, maar als het moeilijk verteerbaar of te lang is, gaan koeien langer herkauwen en juist weer minder vreten. Hier zien we ook een relatie met het ligcomfort en liggedrag.
De gezondheid begint met een goede penswerking
Voor de gezondheid van de koe is een goede penswerking essentieel. In combinatie met de ruwvoerkwaliteit kan het problemen zoals pensverzuring en klauwproblemen voorkomen. Een goede pensvulling en een optimale penswerking krijg je met goede ruwvoer: de juiste structuur en lengte en smaakvol. En als de koe dan ook nog in staat voldoende op te nemen en te verwerken en ook voldoende tijd en rust heeft om te herkauwen, dan zou je de penswerking kunnen zien als een preventieve maatregel voor de gezondheid en de levensduur.
Het gaat om de balans
Zoals op veel vlakken gaat het ook hier om de balans tussen de koe en wat ze te vreten krijgt. Een goed gebouwde koe die makkelijk en graag graast en voldoende ruimte en pensinhoud heeft voor een hoge voeropname aan de ene kant en ruwvoer met een goede smaak, de juiste samenstelling, voldoende structuur, de juiste lengte, en een goede verteerbaarheid aan de andere kant. Dat een “ruwvoerkoe” een koe is die veel ruwvoer op moet kunnen nemen, is dus maar een deel van het verhaal.
Op het symposium over de ruwvoerkoe willen we daar meer over leren van melkveehouder Tom Keuper en onderzoeker Bert Philipsen
Heb je vragen of opmerkingen die je graag voor wilt leggen aan de spreker(s)? Laat ze ons alvast weten via de antwoordbox onder het programma op de pagina van het derde symposium. Wij zorgen dat ze aan bod komen.